donderdag 10 januari 2013

Elleri yumuk, yumuk



Een gijze, regenachtige dag doet ons besluiten om naar de geliefde Serdar-ı-Ekrem sokak in Galata te gaan. Voor een bakkie. 
Het maakt niet uit waar op deze aardbol, maar als het regent worden ook de mensen grauw en eenzelvig, lijkt het. Met de paraplu baken je je territorium af en desnoods gebruik je hem ook om je frustratie over de dingen des levens op je medemens af te reageren, bijvoorbeeld door op de smalle straat niet uit te wijken voor de tegemoetkomenden. Mensheid, ik ben er ook en ik ben belangrijker dan jou  en dat zul je weten, al kost het bijna een oog – maakt niet uit of het de mijne of de jouwe is.
Bij de ingang van de metro van Osmanbey schrik ik op uit mijn gedachten bij de aanblik van een paar blote voeten op een lap, dan zie ik onder de capouchon van haar jas haar ogen, met een lege nietszeggende blik, vluchtig kijkt ze naar beneden, en dan die twee yumuk, yumuk handjes, kinderknuistjes. We lopen door naar beneden naar de metro, maar van mijn intellectuele observaties over de mensheid rest niets meer. Ongemak om door te lopen, ongemak om naar haar terug te lopen.
Tijdens ons kopje koffie in Serdar-ı-Ekrem – koffie voor mij en hot chocolate voor Batu – heb ik in gedachten samen met mijn zoon van negen dan weer de politie, dan weer de kinderbescherming gebeld. Maar dan zullen misschien de mensen die haar dwingen om te bedelen boos op haar worden. Dan weer hebben we haar geld gegeven. We kwamen tot de slotsom dat we sokken en schoenen voor haar moeten kopen, al mag ze die misschien juist niet aantrekken. Ik was niet de enige die het moeilijk had bij het zien van dit meisje, en volgens Batu een jongetje. Hij probeerde vooral te begrijpen waarom zij aan het bedelen was en waar haar ouders zijn, of zij dit van haar ouders moet doen en waarom zij geen schoenen aan heeft terwijl het zo koud is.
We liepen met een boog om de Galatatoren heen naar de metro van Şişhane terug.  Altijd als ik bij de Galatatoren ben kijk ik even omhoog en denk aan een jeugdvriendin uit Amsterdam  die me over haar flirt op de Galatatoren had verteld. Op de een of andere manier moet ik bij het zien van de  Galatatoren aan haar denken. In de loop der jaren hebben we het contact met elkaar verloren en ik ben honderden keren om de Galatatoren gelopen, voor een werkafspraak, om iets te halen of zoals nu met mijn zoon, in ieder geval heb ik nooit de tijd genomen om zoals men zegt het prachtige panaroma vanuit de toren gade te slaan. Misschien moet ik dat toch maar eens gaan doen. Istanbul, de stad van ons geheugen.
Bij de uitgang van de metro in Osmanbey was het nu heel hard aan het regenen, zij was er niet. Opluchting en teleurstelling tegelijk. Opluchting omdat ik het altijd heel erg moeilijk vind, ja eigenlijk waarom? Teleurstelling omdat ik haar niet heb kunnen helpen en dat ze misschien ergens op de hoek met haar blote voeten verder moet bedelen in de vrieskou, omdat ik niet snel genoeg heb gehandeld en nu naar mijn warme huis ga. Gelukkig kun je verder met het leven.
Dagen later moest ik weer met Batu de metro nemen, onbewust was ik haar aan het zoeken en ja hoor, daar zat ze gehurkt, dit keer met oude snowboots aan, weer met die dromerige blik voor zich uit te staren. Wat een mooi meisje, hooguit 7 jaar. Bijna blij pakte ik meteen mijn portemonee, ik had geen kleingeld, heel even overwoog ik om door te lopen of geld te gaan wisselen, weer dat ongemak. Dus gaf ik haar een groter bedrag dan ik had willen geven. Ze keek naar het briefje zonder haar dromerige blik te onderbreken.
Ik keek even om en zag dat ze was opgestaan en met waarschijnlijk een zusje of collega aan het praten was, terwijl ze naar het briefje keken.
Ik had dan misschien mijn schuldgevoelens afgekocht maar het voelde goed. Ik heb haar verrast met een biefje omdat ik het gedoe vond om het geld eerst te gaan wisselen waardoor ik onze metro zou missen en zes minuten van mijn leven op de volgende metro moest wachten en ja, hoogstwaarschijnlijk zou ze het geld aan haar baas moeten overdragen.  Kon ik iets anders in die knuistjes leggen?
Het is geen uitzondering, iedere dag weer, minstens een paar keer per dag word ik aangesproken door een bejaarde, gehandicapte, zieke, of door een gezonde man of vrouw die je iets probeert te verkopen met de tekst dat thuis de kinderen honger lijden, of dat hij of zij geld nodig heeft voor het ziekenhuis. En elke keer word je leven even onderbroken, er welt zelfs een soort van boosheid in je op omdat je telkens met jezelf wordt geconfronteerd en de illusie die je over jezelf en over het leven hebt wordt doorbroken.
Mijn oplossing is altijd met kleingeld in je zak de straat op gaan en het laten afhangen van je instinct aan wie je wel geeft en aan wie niet. Want zoals dichter Murathan Mungan in zijn roman Hoge hakken zegt: voor deze stad is je portemonee nooit dik genoeg. Zeker die van mij niet, een culturele ondernemer in retraite (laten we hier niet over de bezuinigingen in onze kunstenwereld hebben) en tegelijk een arme beginnende schrijver die zich voor het Nederlandse Letterenfonds nog moet bewijzen met een tweede roman, los van mijn wederhelft geschreven. En ik hoop dat ik geen eelt op mijn ziel ga krijgen want dat zou kunnen, uit zelfbehoud of door gewenning.
En toch, dat de armoede in deze miljoenenstad met miljardairs op straat zo zichtbaar is, is goed voor het menszijn van een individu, je kunt er niet omheen. Als je in de krant leest dat er bijvoorbeeld  in Amsterdam-Noord kinderen zonder ontbijt naar school gaan, kun je dat naast je neerleggen en verlangen en er vanuit gaan dat de gemeent of de overheid zal optreden. Bij een gelegenheid laatst in Istanbul zei de burgemeester van Amsterdam dat wat hij aan armoede op straat zag eigenlijk niet mocht en dat zijn handen jeukten om het aan te pakken. Natuurlijk moet de overheid en de gemeente voor haar onderdanen, inwoners en de zwakkeren zorgen. Maar de noodzaak voel je pas als je de blik van een dromerig kind ziet, een wankelend omaatje die zakdoekjes probeert te verkopen, een man zonder benen.

.


dinsdag 13 november 2012

Dame en Heer in het Zwart




Terwijl mijn man in een onbekende provenciestad aan de Zwarte Zeekust onze auto laat repareren, met het nog altijd vertrouwde gele nummerbord (om de auto tijdens ons verblijf in Istanbul te kunnen houden moeten we een andere kleur krijgen, het maakt voor ons niet uit welke, desnoods roze. Of misschien juist roze zodat we toch iets vertrouwds uit Amsterdam kunnen behouden, de kleur roze is ons exportproduct, nietwaar), heb ik me met mijn zoon na een duik in de Zwarte Zee genesteld aan een tafel bij Amcanın Yeri, met een prachtig uitzicht op de baai van Amasra.
Heel even moet ik aan hem denken, red hij het wel in de Oto Sanayi met zijn gebrekkige Turks en zijn academische mannelijkheid? Dan spreekt de melek (engel) tot mij, laat hem voelen hoe het is om je tig keer te moeten herhalen, zoeken naar de juiste woorden, proberen de gezichtsuitdrukking van de ander te plaatsen en uiteindelıjk weg te willen rennen van de plaats delict. De Oto Sanayi is andere koek dan Nişantaşı/Teşvikiye. Als Noord-Europa besluit om een andere weg in te slaan, zal Nişantaşı voor de normen en waarde van Noord-Europa vechten. Niets voor niets heeft ze een Orhan Pamuk aan haar borst grootgebracht. Nişantaşı is een thuiswedstrijd, Guido Snel!
In mijn panoromazicht verschijnt een stel, beiden in het zwart gekleed, zij in een zwarte satijnen blouse en een zwarte broek, een paardenstaart aan de zijkant, voor mijn smaak te jongensachtig voor haar leeftijd, ze is achter in de veertig, schat ik. Hij geen satijn maar wel helemaal in het zwart, een vijftiger. Hand in hand. De resterende helft van mijn panoromazicht wordt door een paar in de twintig bezet.
U begrijpt het, ik kan niets anders doen dan tegen de zonsondergang deze twee koppels te regisseren. Van het jonge koppel kan ik van de mannelijke helft het gezicht niet zien omdat hij met zijn rug naar me toe zit. Zij, zij is alleen maar aan het glimlachen, lief en charmant. Eerst denk ik, zij is verliefd. Dan: nee, zij probeert hem in de val te lokken, elke uitdrukking op haar gezicht is een pose, kennen jullie dat? Zij verveelt me. Dat kun je niet zeggen van de lady in black, zij geniet van haar glas rakı, nee, ze drinkt uit haar glas en luistert naar de man zonder enige verandering op haar gezichtsuitdrukking.
Intussen komt mijn man van de Oto Sanayı met een brede glimlach aanzetten. Op mijn vraag hoe het was zegt hij, weet je, misschien is het gek dat ik het zo zeg, maar die Turken zijn ontzettend aardige mensen. Hij heeft vrienden gemaakt voor het leven, denkt hij. Hij vertelt dat hij met de monteur een laatste testrit heeft gemaakt waarbij hij bijna een hartaanval kreeg vanwege het optrekken en het remmen van de auto.
Hij heeft niets te verliezen, zeg ik en denk aan Tamirci Çırağı, ‘De Leerling-Montuur’ (klik op de naam om het nummer te horen) van Cem Karaca. (Salut Cem Karaca! Geweldige Anatolische rocker, zoals velen in de 70ies geloofde hij in het veranderen van de wereld.) Hij zingt dat ze in haar smettoloze witte jurk, met gelakte nagels, en wenkbrauwen als de nieuwe maan, in haar auto de werkplaats binnenrijdt, zijn chef zegt trek je overall aan, ben een arbeider en blijf een arbeider. En ja, aan het eind van het lied vertrekt ze weer in haar auto zonder hem een blik waardig te gunnen, en hij stikt in de uitlaatgas van haar auto.
Dan kijk ik hoe de mister in black opnieuw haar glas volgooit. Rakı drinken is een gebed met vaste rituelen. Hij buigt naar haar toe, er is hooguit tien centimeter tussen haar gezicht en het zijne, ik kan niet horen wat hij zegt maar zie dat zij hem strak blijft aankijken, ze deinst niet naar achteren, twijfelt niet. In haar blik liggen leven, teleurstellingen, vreugde, een rijpheid van liefde in al haar facetten. Sterk, zij is sterk, zij is zijn maitresse! Waarom denk ik dat?
            Welke vrouw kijkt na twintig jaar huwelijk nog recht in zijn ogen, haar gezicht niet meer dan een hoofd van hem verwijderd? Welke man durft zo dicht bij haar te komen, en gaat na een souper van krap een uur hand in hand met haar weg?

zaterdag 20 oktober 2012

Takunya en het democratische recht





De dag van de verkiezingen, ik heb al besloten om niet te gaan stemmen, voor het eerst sinds ik stemrecht heb. Ik had mijn lidmaatschap van een zekere partij in Nederland al eerder opgezegd. Toch zit me iets dwars, zal ik toch het consulaat in Istanbul bellen, zal ik er langsgaan? Misschien kan er iets geregeld worden zodat ik hier in Istanbul kan stemmen. Op Istiklal caddesi onderweg naar het consulaat neem ik de zijstraat richting de Galatasaray hamamı. Ik ben hier honderd keer langsgerend als ik een afspraak in de buurt had, maar ben nooit naar binnen gegaan. Mannen in peştemal (de dunne linnen doek in de hammam waarmee je je kunt bedekken) verwijzen me met hun glimlach onder hun snor naar de volgende deur. Wat een nare dag. Maar de poster bij de ingang voor vrouwen doet mijn humeur meteen goed. Op de poster staan in een hammam dansende dames met fruit in de schalen, wijn in de glazen. Oké, het is de Orientexpress maar een beetje vreugde kan ik wel gebruiken.
Twee dames in basma entare, de Turkse versie van de ouderwetse bloemetjesjurk,  en een jong meisje zitten bij de ingang te babbelen, ik kijk om me heen, niet wetend wat ik moet doen. Ze laten me voor heel eventjes in de kou staan, dan komt een van de vrouwen naar me toe en vraagt wat ze voor me kan doen. Waarom vraagt ze dat, wat doe je in een hammam, trut, in je basma entare denk ik, maar meteen komt de spijt. Ze neemt me mee de hammam in nadat ik het Turkse tarief heb betaald, iets lager dan voor toeristen, al vroeg ze nog wel of ik voor het eerst naar de hammam kom. Ik voel me iets minder onzeker en meer thuis. Ze neemt me bij de hand en begeleidt me naar de göbektaşı (het marmeren bed waarop je kunt liggen en rusten), omdat ik niet op de takunya’s kan lopen, de houten blokslippers. Ik ben wel wat gewend en loop zelfs op killer heels van 15 cm, maar hierop wankel ik als een transsexueel die voor het eerst zijn bureauschoenen voor hakken heeft verruild. Ik wilde altıjd al weten hoe boeren en verplegers het uithouden op klompen.
Ik ben de enige in de hammam. Niets van de buikdansende en het fruit van Babel etende dames. Liggend op de göbektaşı staar ik naar de prachtige koepel met lichtvensters, op de achtergrond sufi muziek, ik ben heel senang. Af en toe onderbreken kleine gedachten – of het mannengedeelte groter is dan dat van de vrouwen – mijn sema (uit je lichaam naar god). Het is hier heel klein, maar alle kleuren van de regenboog die via de lichtvensters naar binnen stralen sabelen deze feministische neurose neer.
Terwijl mijn ogen gesloten zijn en deze sterfelijke ziel zich aan de sufi’s overgeeft, en het licht af en toe door mijn wimpers speelt, gaat de deur open en komen vier dames in bikini binnen, die naast me op de göbektaşı komen liggen. Ze spreken een mixtaal die ik niet helemaal thuis kan brengen, Zweeds of Noors, of Fins, dan weer meen ik Arabisch te horen, of is het Perzisch. Ze blijven maar luid spreken, mijn nieuwsgierigheid slaat om in ergernis. Sisters, zijn jullie je manieren vergeten? O, daar gaan we weer, denk ik, maar ik word van deze schizofrene gedachtengang verlost door de dame in basma entare. Nu heeft ze een zwarte kanten onderbroek, haar enorme borsten gewikkeld in wit gaas wat ik niet begrijp, want het komt maar net boven haar borsten. Als ze zo haar meme wilde bedekken dan is dat niet gelukt. Ze komt me inzepen en scrubben. Ze moet wel even haar gal spugen over haar collega’s, dat ik wel even weet dat ze mijn huid als die van een baby zo zacht zal maken, niemand anders die ook maar een poging doet om de klanten te helpen, de luilakken.
Ze trekt me naar de rand, ik glip alle kanten op, net een vis die je probeert vast te houden, weet ik veel dat je je drie dagen voor de hammam niet met een bodylotion mag insmeren.
Ze is niet heel blij met het resultaat en verbiedt me nogmaals om voortaan bodylotion voor de hammam te gebruiken. Ze haalt de witte gaas van haar borsten, komt met de zeep en blaast in het gaas, ze herhaalt dat telkens, ik kan het niet helemaal volgen maar elke keer als ze blaast worden de luchtbellen groter, tot ik in een witte zeepbel gehuld ben. Ze vraagt me om naar de kurna, de waterkraan, te gaan, laat die takunya’s toch, en de peştemal waarmee ik probeer me te bedekken, zegt ze. Ze gaat op een kruk zitten, beveelt me voor haar op de grond te gaan zitten. Ik doe alles wat ze zegt, ze houdt me klem tussen haar benen en begint mijn haren te wassen.
Na de shampoosessie pakt ze mijn haren, en op dat moment weet ik instinctief wat ze gaat doen en voel ik mijn ogen branden, in drie plukjes, mijn moeder klaagt over de kosten van de shampoo en de zeep, eerst de linker pluk, mijn zus zegt dat we helemaal vervuild zijn, rechterpluk, ik zit ingeklemd tussen de benen van mijn moeder, rechterpluk eerst over de middelste pluk, mijn moeder is oud en naar haar geboortedorp geremigreerd, ik was nu haar haren, dan de linkerpluk en dan om en om, je kunt het met een elastiekje of met een kleine pluk vastmaken, ik deed het bij mijn moeder met een pluk haar, zij (of de vrouw?) maakt mijn vlecht vast met een elastiekje, laat me achter en gaat naar de vervelende Perzische, Noorse, Fınse, Zweedse sisters ın bikini.
Mijn blik kruist die van twee nieuwe dames, blond en naakt, die onzeker om zich heen kijken.
De moeder van een vriendin uit İstanbul, die in Amsterdam op bezoek is geweest, vraagt nog steeds naar de boter die ze op Marken at. Op onze niet-begrijpende blik antwoordde ze dat het de smaak van haar jeugd heeft, zij is een Istanbulse dame, een miss Bosporus, letterlijk, in haar jonge jaren zwom ze regelmatig de Bosporus over.
            Ik weet het, ze zijn al heel ver met de onderhandelingen, misschien is er zelfs al een kabinet gevormd. Maar hier in Istanbul is mijn ritme een heel ander.

zondag 30 september 2012

Anadolunun Nesine Ağıt




Ergenlik çağını yeni, yeni arkamızda bırakmışız.
Bizi sıkan, boğan göçmen kıskaçımızdan kurtulacağız, bunu biliyoruz, dünya bizim,yollar bizim. Büyüklerimiz boşuna mercedeslerinin arkasına yapıştırmamışlar.
Yo, yalan söyledim, o zamanlar Ford Taunus gocmenlerin mercedesiydi.
Türk hava yollarında hostes olma hayaliyle yaşıyoruz. Biz, Anadolunun bozkırından iki genç kız.
Duymuşuz, O bir düğüne gelecek. Hadi ya, yollar beklesin biraz.
Kömür gözlümde ergenliğe, Antonio’yu saymazsak okulda pek kömür gözlü yoktu ama bir süreliğine  renk körüyüz, Denek dağında köyümüze, Zahidemde çıkacağımız yollardan çok, geldiğimiz yollara savrulduk.
Hesapta bu yoktu ama olsun. Tek derdimiz, para takalım mı? ayıp mı olur? Almanyada yaşıyor, geniş ailesine bakması lazım. Ee, düğünde çığırıyor.
Para taktık mı, takmadık mı bilmiyorum ama büyük gelecek hayallerimizle, kaçmaya çalıştığımız göçebe ruhumuzun, kelimelerle anlatamayacağımız sınırında kala kaldığımızı hatırlıyorum.
Hüzün, suadedes, spleen, çamotinya gibi tercüme edilemeyen, tanıdığımız bildiğimiz duygu.  Bir tını bir kokuyla, on yıl terapiyle ulaşamadıgımız, bak bu sensin zorlamısına hiiç gerek kalmadan, gidebildiğimiz yerler.
Turk hava Yolları beni hostes yapmadı ve ben Onu bir süre unuttum
Sonra, yıllar sonar, Beyoğlunda Mephistoda CDlerini gördüğümde, bizim abdal salonfahig olmuş ve yine bir hadi ya.
Bir kaç yıl sonra İstanbul seyahatim,THY uçuşunda, vazgeçemedim çünkü en iyi yemekler THYde kusuruma bakmayın,  gazetede Reşit Reyde konserini görünce, E artık yuvaya dönmek lazımdı, Gırşehirden gardaşım da gelecek, beraber gideriz.
Biletler bitmiş.
İstanbullu dostlarıma sordum, kim gidiyor O nun konserine.
O bizim, batı sevdalı Istanbullular gidermiydi, klasik müzik, Jazz, (batıda unutulmuş, emekliye ayrılmış ama bu ülkede yüksek sosyetenin teşrif ettiği) popda değil. Ben mi ön yargılı ve bilinçsizdim, yoksa Istanbulda Bozkır modası mı esiyordu?
Son haberi yine tesadüfen Istanbulda aldım. Gazetelerde ağır hasta olduğu yazıyordu.
Üç aydır ilk defa evimizdeki minik televizyonu açtığımda, karlayan kanallar ve alt yazı, Zahidem albümünü yüklemek için xx tıklayınız.
Bir gün sonra cenazesinin Kırşehirde kaldırılacağnı duyduğumda, aa geç kaldım, düşünemedim, keşke gitseydim deyip güncel uğraşlarıma daldım.
Babamın ayak ucuna gömün cümlesi, hüzün, gözyaşları ve yine o sınıra dönüş.

Ne zaman bizimkilerine Muharrem Ertaş´ı sorsam, elinde bir dürüm, eşşeğinin üstünde köy köy gezerdi derken biraz küçümser, anlamaz ama aynı zamanda saygılı.  Zıt da gözükse öyle. Avrupanın farklı kentlerinde yaşayan ilk kuşak bozkırlılar için Neşet Ertaş´ı düğüne çağırmak büyük sükseydi.

Bizim kuşaklar içinse hüznü hatırlamak. Artık hatırlatacak kişi yok ama tınılar hep olacak, isteyene.










zaterdag 8 september 2012

Şalom



Tot nu toe zijn de berichten uit Istanbul van mijn wederhelft geweest. Mijn wederhelft die geniet van de modieuze, zeer feminiene dames bij ons in de buurt, en die zich ergert aan de in groepen shoppende gesluirde Arabische vrouwen, omdat hij vindt dat de buurtbewoners ook recht hebben om te genieten van de kleding die ze aanschaffen. Hij die gruwelt van sixties en vieze hippies. Mischien heeft hij in Istanbul het licht gezien?
Terwijl we genieten van een kop koffie van 10 lira (4,50 euro) op een terras pal aan de Teşvikiye moskee, de moskee waar Pamuk in zijn jeugd vanuit zijn appartement graag naar keek, Pamuk die mijn man zo in zijn dromen bezighoudt. Waar vandaan ook een paar keer per dag de sela wordt gezongen, het gebed voor de begrafenis, en dames met zwarte Gucci-, Pucci- en Chanelbrillen aan hetzelfde terras zitten. Ik merk hier de vrouwen in zwarte sluiers ook op, ze hebben bijna altijd een Machka tas. Machka is een van mijn favoriete kledingzaken die ik me niet kan veroorloven, reden waarom ik op de 70% korting wacht. Die dames zijn mijn winkel aan het leegroven. Ik ben jaloers!
Ik heb het bedrag van de koffie genoemd omdat ik als Amsterdamse niet aan deze cosmopolitische bedragen gewend ben, en volgens een columnist van de Hürriyet zijn deze astronomische bedragen een teken dat we het einde van een tijdperk meemaken. Zoals in New York voor de crisis, toen de sky de limit was telden Wall Street beurshandelaren voor 100,- dollar neer voor een kop koffie met kattenpoep (van de civetkat). Volgens een recent onderzoek is Istanbul een van de steden met de meeste miljonairs als inwoners. Dat is misschien ook de reden waarom ik in Istanbul de slechtste en duurste risotto van mijn leven heb gegeten. Geld betekent blijkbaar niet altijd goede smaak. Aan de andere kant vraag ik me af: waarom heb ik risotto besteld in het land van de pilav? Geval van snobisme? Ik zet mijn Pucci weer op en peins verder.
Over de kranten gesproken, een paar highlights. Erdoğan is vol op stoom. Bevallen de woorden van een columnist hem niet, dan belt hij de bazen van het persconglomeraat. Wat Syrie betreft zegt hij het volgende: ‘We zullen, inşallah, op zeer korte termijn naar Damascus gaan om onze broeders te omhelzen en El Fatiha te bidden bij de tombe van Selahaddin Eyyubi, en om in de Emevi-moskee te bidden.’ En naast dat andere conflict, binnen de Turkse grenzen, dat in feite een burgeroorlog is, en het lot van de BDP, de Koerdische partij die zitting in het parlement heeft en die mogelijk verboden zal worden, hebben de afgelopen weken drie zaken de gemoederen bezig gehouden. Een veertienjarig meisje heeft via de social media een man van boven de veertig ontmoet, ze is een relatie met hem aangegaan, later hebben in totaal vierendertig (jonge, grotendeels minderjarige) jongens haar mishandeld en verkracht, naar verluidt met medewerking van deze ene man die een commissaris van politie bleek te zijn. Zijn vrouw is rechter en zijn advocate zit in een commissie voor kinderrechten. De jongens, klasgenootjes van haar, kwamen er achter (vermoedelijk, het is mijn interpretatie van de krantenberichten) dat zij geen maagd meer was en hebben haar gechanteerd, ze zouden het aan haar ouders vertellen. Een aantal van die jongens is in bewaring genomen. De commissaris niet, inmiddels is gebebleken dat hij zijn pensioen heeft aangevraagd en naar familie in Bosnie-Herzegowina is gevlucht. De jongens zijn inmiddels vrijgelaten, ze werden door hun ouders in een feestelijke colonnne van vijftig auto’s opgehaald van het huis van bewaring.
Het tweede bericht was een tienerjongen die door zijn vader en oom is doodgeschoten en langs de kant van de weg is achtergelaten, omdat hij gay is. Zijn moeder heeft de vader en de oom aangegeven.
Het laatste bericht is van een vrouw die haar verkrachter heeft neergeschoten, zijn hoofd heeft afgesneden en het op het dorpsplein heeft gegooid.
Waar blijft de nieuwe feministische golf ? Ik ga ernaar op zoek. Afgelopen week bracht een goede kennis, die een hoge ambtenaar is op het ministerie voor vrouwenemancipatie, me op de hoogte van het bezoek van Maria van Bijsterveldt. De staatssecretaris bezocht Istanbul vergezeld van een een delegatie feministes uit Nederland, öncü kadınlar, ‘leidende vrouwen’, die ‘de agenda een stap vooruit kwamen brengen’.  
Toen we twee maanden geleden zwaar vermoeid in ons busje zaten en de reis vanuit Amsterdam begon ben ik langzaam in mezelf en naar het zuidoosten afgedwaald. In Duitsland begonnen de herinneringen aan die laatste keer toen ik als kind dit traject heb afgelegd, in een bus vol met familieleden, iedere ziel met zijn ongeluk bezig. Misschien moet ik een keer een stem aan die individuen geven, er zijn nog zoveel verhalen die verteld moet worden. In Oostenrijk was het niet alleen meer de herinnering maar werd de reis werkelijk. In Kroatie, Servie voelde ik de nabijheid van ons komende jaar in Istanbul. In Bulgarije voelde ik weer de angst van mijn jeugd, en met mij de German cosmopolitan brothers, die reden in colonnes en hielden zich in hun hele strakke, gestroomlijnde auto’s exact aan de verkeerslimiet (daarbij vergeleken waren de auto’s van de Dutch cosmopolitan brothers maar middelmatig, wat hebben wij niet goed gedaan?) In Thracie vroeg ik me af of het nu anders zal zijn om in Istanbul te zijn, nu ik er niet voor een korte periode ben en er weer daadwerkelijk ga wonen. Zou ik met een huissleutel in mijn hand Istanbul anders beleven?
Ik heb nog geen tijd gehad om me bewust met die vraag bezig te houden. Alles wat met een emigratie te maken heeft moest eerst geregeld worden.
Zoals een juiste school voor onze zoon zoeken. We hebben ooit nagelaten om hem tweetalig op te voeden en dit was de kans om het alsnog goed te maken, dachten we. Maar alle adviezen wezen op een internationale school, gezien de omstandigheden rondom onze zoon. Terwijl ik het idee dat hij Turks zou kunnen leren probeerde los te laten, las ik in Agos, een tweetalige Armeense krant, over een Armeens school waarin iets stond in de trant van respect voor onze eigen waarden en goed onderwijs. Had ik iets nagelaten, hebben we iets nagelaten in Europa? Worden we daar geassimileerd? In deze verkiezingstijd zou ik om die term een pak slaag kunnen krijgen.
Tegelijkertijd realiseerde ik me dat mijn zoon dezelfde leeftijd heeft als ik toen ik voor het eerst in Nederland naar school ging, ik werd door een buurmeisje (eveneens van Turkse komaf) naar de basisschool gebracht om me te laten inschrijven. Ik sprak geen woord Nederlands, en hier in Istanbul vroeg ik me af, en moest ik heel diep in mezelf graven, of ik toen angst voelde of het onprettig vond. Volgens mij niet. Goed, we werden niet geslagen, anders dan Koerdische kinderen die met slaag Turks moeten leren (zo beweert althans een artikel in Radikal naar aanleiding van de eerste universitaire opleiding traumaverwerkings in Turkije). Wijlen mijn broer moest zoals alle pedagogiekstudenten de eerste drie jaar van zijn loopbaan in een afgelegen gebied onderwijzer zijn – lees in Anatolie. Hij moest dat in een klein dorpje bij de provinciestad Midyat, dat weer bij Mardin ligt. Ik was drie of vier jaar oud en mijn vader en moeder namen me mee op de kara tren, de stoomtrein, naar Mardin. Het verhaal over die reis en hoezeer ik door mijn vader werd vetroeteld, werd vaak en graag verteld. Wat ik me kan herinneren is dat mijn broer het niet lukte om de kinderen Turks te leren, en dat hij ze daarom wel eens sloeg. Had hij als jonge man graag in een grote stad zijn beroep willen uitoefenen, desnoods in zijn eigen kleine dorp in Anatolie, was hij moe van het proberen, gefrustreerd? Waarom sloeg hij? Ik probeer me te herinneren wat mijn moeders reactie was. Zei ze dat hij dit niet mocht doen met haar people (ik weet niet welke term ze in het Turks gebruikte) – zo noemde ze haar Koerdische kant -, heeft ze het aangedurfd haar geliefde zoon tot de orde te roepen, of heeft ze gezwegen?
In de Shalom (tweetalig Ladino en Turks) schrijft hoofdredacteur Yakup Barokas over het volgende. Er is een nieuwe bewoner met de naam Edi in hun gebouw komen wonen, die naam, schrijft hij, ik was benieuwd wie de nieuwkomer was en vroeg het aan het garagemedewerker, die al vijftien jaar voor joden werkt en die ik al tien jaar ken. Volgens hem was het een aardig iemand maar niet een van jullie, ach jij lijkt daar ook niet op, en mocht iemand iets zeggen over u dan zal die mij tegenover zich vinden. Eerst, schrijft Barokas, dacht ik aan de gebeurtenissen van 6-7 september 1955, toen vele moslims pal gingen staan voor hun joodse landgenoten. Maar toch, schrijft hij, was ik even bevroren (bir süre dona kaldım), ik wist niet of ik blij moest zijn omdat ik niet op de onzen leek, of moest treuren. Verderop in de colum zegt hij: ze hebben gezegd ‘burger spreek Turks’, en dat hebben we gedaan, ze hebben gezegd ‘sterf voor je land’, ook dat hebben we gedaan, ‘hou van je land’, we hebben toen gezegd het is ons land, hoe kunnen we er niet van houden. Was het een compliment, vroeg hij zich af. Was het afkeuring? Of zijn eigen overgevoeligheid? 
 Dit lanceerde me meteen naar Amsterdam, onder andere naar Badal, de roman van Anil Ramdas, die ik in Amsterdam niet heb gelezen, maar hier wel. Precies hetzelfde mechanisme, dezelfde herkenning. Al is de geschiedenis natuurlijk niet hetzelfde, zo zijn de minderheden hier nu volop bezig om hun eigendommen van de staat terug te krijgen – de gecompliceerde erfenis van het vakıf-systeem. Te complex om hier nu over uit te weiden.
Laat mijn zoon nu maar gelukkig zijn op zijn Internationale school, en laat zijn Nederlands-Turkse tweetaligheid maar even. De pijn en het gemis zijn appeltjes die ik met mezelf en de samenleving in Europa te schillen heb.
Terug naar de stad. Ik zou me nu bezig kunnen houden met de staking van de schoolbussen, ze willen 10% verhoging. Ik zou een modeblog kunnen opzetten, zoals een vriendin opperde. Ik heb dan wel een geweldige camera en sponsors nodig, een beetje modeblog moet stylish zijn. En voordat de herfst helemaal inzet naar Sedef adası gaan en clubben.
Last but not least gaan we eind deze maand naar de bruiloft van mijn achterneef. Hij heeft het voor elkaar gekregen om aan de rafelrand van de stad, dertig kilometer van het centrum maar nog steeds Istanbul, een Frans-Turkse schone te verleiden. Van Turkse komaf, uit Frankrijk, is ze tegen de zin van haar ouders naar haar geliefde in Istanbul gevogen (kaçmak), dus moet er snel een bruiloft volgen. Import-bruidegom, of is het echte liefde? Europa, dit kun je niet tegenhouden. En sorry dat ik grinnik.
Die kant van de stad is ook de plek waar een aantal van mijn schoolvrienden terecht zijn gekomen. Mogelijke hoofdpersonen van de documantaire die ik al een tijd graag wil maken. Een zwartwit-foto van de vierde klas – de klas waar mijn zoon nu heen gaat – van de school in mijn geboortedorp. Een leeggelopen dorp. Ze zijn overal, in Istanbul, Ankara, Berlijn, Amsterdam, Parijs, Wenen. Wat is bepalend, de stad waar je woont, of de plek van je jeugd?