zaterdag 8 september 2012

Şalom



Tot nu toe zijn de berichten uit Istanbul van mijn wederhelft geweest. Mijn wederhelft die geniet van de modieuze, zeer feminiene dames bij ons in de buurt, en die zich ergert aan de in groepen shoppende gesluirde Arabische vrouwen, omdat hij vindt dat de buurtbewoners ook recht hebben om te genieten van de kleding die ze aanschaffen. Hij die gruwelt van sixties en vieze hippies. Mischien heeft hij in Istanbul het licht gezien?
Terwijl we genieten van een kop koffie van 10 lira (4,50 euro) op een terras pal aan de Teşvikiye moskee, de moskee waar Pamuk in zijn jeugd vanuit zijn appartement graag naar keek, Pamuk die mijn man zo in zijn dromen bezighoudt. Waar vandaan ook een paar keer per dag de sela wordt gezongen, het gebed voor de begrafenis, en dames met zwarte Gucci-, Pucci- en Chanelbrillen aan hetzelfde terras zitten. Ik merk hier de vrouwen in zwarte sluiers ook op, ze hebben bijna altijd een Machka tas. Machka is een van mijn favoriete kledingzaken die ik me niet kan veroorloven, reden waarom ik op de 70% korting wacht. Die dames zijn mijn winkel aan het leegroven. Ik ben jaloers!
Ik heb het bedrag van de koffie genoemd omdat ik als Amsterdamse niet aan deze cosmopolitische bedragen gewend ben, en volgens een columnist van de Hürriyet zijn deze astronomische bedragen een teken dat we het einde van een tijdperk meemaken. Zoals in New York voor de crisis, toen de sky de limit was telden Wall Street beurshandelaren voor 100,- dollar neer voor een kop koffie met kattenpoep (van de civetkat). Volgens een recent onderzoek is Istanbul een van de steden met de meeste miljonairs als inwoners. Dat is misschien ook de reden waarom ik in Istanbul de slechtste en duurste risotto van mijn leven heb gegeten. Geld betekent blijkbaar niet altijd goede smaak. Aan de andere kant vraag ik me af: waarom heb ik risotto besteld in het land van de pilav? Geval van snobisme? Ik zet mijn Pucci weer op en peins verder.
Over de kranten gesproken, een paar highlights. Erdoğan is vol op stoom. Bevallen de woorden van een columnist hem niet, dan belt hij de bazen van het persconglomeraat. Wat Syrie betreft zegt hij het volgende: ‘We zullen, inşallah, op zeer korte termijn naar Damascus gaan om onze broeders te omhelzen en El Fatiha te bidden bij de tombe van Selahaddin Eyyubi, en om in de Emevi-moskee te bidden.’ En naast dat andere conflict, binnen de Turkse grenzen, dat in feite een burgeroorlog is, en het lot van de BDP, de Koerdische partij die zitting in het parlement heeft en die mogelijk verboden zal worden, hebben de afgelopen weken drie zaken de gemoederen bezig gehouden. Een veertienjarig meisje heeft via de social media een man van boven de veertig ontmoet, ze is een relatie met hem aangegaan, later hebben in totaal vierendertig (jonge, grotendeels minderjarige) jongens haar mishandeld en verkracht, naar verluidt met medewerking van deze ene man die een commissaris van politie bleek te zijn. Zijn vrouw is rechter en zijn advocate zit in een commissie voor kinderrechten. De jongens, klasgenootjes van haar, kwamen er achter (vermoedelijk, het is mijn interpretatie van de krantenberichten) dat zij geen maagd meer was en hebben haar gechanteerd, ze zouden het aan haar ouders vertellen. Een aantal van die jongens is in bewaring genomen. De commissaris niet, inmiddels is gebebleken dat hij zijn pensioen heeft aangevraagd en naar familie in Bosnie-Herzegowina is gevlucht. De jongens zijn inmiddels vrijgelaten, ze werden door hun ouders in een feestelijke colonnne van vijftig auto’s opgehaald van het huis van bewaring.
Het tweede bericht was een tienerjongen die door zijn vader en oom is doodgeschoten en langs de kant van de weg is achtergelaten, omdat hij gay is. Zijn moeder heeft de vader en de oom aangegeven.
Het laatste bericht is van een vrouw die haar verkrachter heeft neergeschoten, zijn hoofd heeft afgesneden en het op het dorpsplein heeft gegooid.
Waar blijft de nieuwe feministische golf ? Ik ga ernaar op zoek. Afgelopen week bracht een goede kennis, die een hoge ambtenaar is op het ministerie voor vrouwenemancipatie, me op de hoogte van het bezoek van Maria van Bijsterveldt. De staatssecretaris bezocht Istanbul vergezeld van een een delegatie feministes uit Nederland, öncü kadınlar, ‘leidende vrouwen’, die ‘de agenda een stap vooruit kwamen brengen’.  
Toen we twee maanden geleden zwaar vermoeid in ons busje zaten en de reis vanuit Amsterdam begon ben ik langzaam in mezelf en naar het zuidoosten afgedwaald. In Duitsland begonnen de herinneringen aan die laatste keer toen ik als kind dit traject heb afgelegd, in een bus vol met familieleden, iedere ziel met zijn ongeluk bezig. Misschien moet ik een keer een stem aan die individuen geven, er zijn nog zoveel verhalen die verteld moet worden. In Oostenrijk was het niet alleen meer de herinnering maar werd de reis werkelijk. In Kroatie, Servie voelde ik de nabijheid van ons komende jaar in Istanbul. In Bulgarije voelde ik weer de angst van mijn jeugd, en met mij de German cosmopolitan brothers, die reden in colonnes en hielden zich in hun hele strakke, gestroomlijnde auto’s exact aan de verkeerslimiet (daarbij vergeleken waren de auto’s van de Dutch cosmopolitan brothers maar middelmatig, wat hebben wij niet goed gedaan?) In Thracie vroeg ik me af of het nu anders zal zijn om in Istanbul te zijn, nu ik er niet voor een korte periode ben en er weer daadwerkelijk ga wonen. Zou ik met een huissleutel in mijn hand Istanbul anders beleven?
Ik heb nog geen tijd gehad om me bewust met die vraag bezig te houden. Alles wat met een emigratie te maken heeft moest eerst geregeld worden.
Zoals een juiste school voor onze zoon zoeken. We hebben ooit nagelaten om hem tweetalig op te voeden en dit was de kans om het alsnog goed te maken, dachten we. Maar alle adviezen wezen op een internationale school, gezien de omstandigheden rondom onze zoon. Terwijl ik het idee dat hij Turks zou kunnen leren probeerde los te laten, las ik in Agos, een tweetalige Armeense krant, over een Armeens school waarin iets stond in de trant van respect voor onze eigen waarden en goed onderwijs. Had ik iets nagelaten, hebben we iets nagelaten in Europa? Worden we daar geassimileerd? In deze verkiezingstijd zou ik om die term een pak slaag kunnen krijgen.
Tegelijkertijd realiseerde ik me dat mijn zoon dezelfde leeftijd heeft als ik toen ik voor het eerst in Nederland naar school ging, ik werd door een buurmeisje (eveneens van Turkse komaf) naar de basisschool gebracht om me te laten inschrijven. Ik sprak geen woord Nederlands, en hier in Istanbul vroeg ik me af, en moest ik heel diep in mezelf graven, of ik toen angst voelde of het onprettig vond. Volgens mij niet. Goed, we werden niet geslagen, anders dan Koerdische kinderen die met slaag Turks moeten leren (zo beweert althans een artikel in Radikal naar aanleiding van de eerste universitaire opleiding traumaverwerkings in Turkije). Wijlen mijn broer moest zoals alle pedagogiekstudenten de eerste drie jaar van zijn loopbaan in een afgelegen gebied onderwijzer zijn – lees in Anatolie. Hij moest dat in een klein dorpje bij de provinciestad Midyat, dat weer bij Mardin ligt. Ik was drie of vier jaar oud en mijn vader en moeder namen me mee op de kara tren, de stoomtrein, naar Mardin. Het verhaal over die reis en hoezeer ik door mijn vader werd vetroeteld, werd vaak en graag verteld. Wat ik me kan herinneren is dat mijn broer het niet lukte om de kinderen Turks te leren, en dat hij ze daarom wel eens sloeg. Had hij als jonge man graag in een grote stad zijn beroep willen uitoefenen, desnoods in zijn eigen kleine dorp in Anatolie, was hij moe van het proberen, gefrustreerd? Waarom sloeg hij? Ik probeer me te herinneren wat mijn moeders reactie was. Zei ze dat hij dit niet mocht doen met haar people (ik weet niet welke term ze in het Turks gebruikte) – zo noemde ze haar Koerdische kant -, heeft ze het aangedurfd haar geliefde zoon tot de orde te roepen, of heeft ze gezwegen?
In de Shalom (tweetalig Ladino en Turks) schrijft hoofdredacteur Yakup Barokas over het volgende. Er is een nieuwe bewoner met de naam Edi in hun gebouw komen wonen, die naam, schrijft hij, ik was benieuwd wie de nieuwkomer was en vroeg het aan het garagemedewerker, die al vijftien jaar voor joden werkt en die ik al tien jaar ken. Volgens hem was het een aardig iemand maar niet een van jullie, ach jij lijkt daar ook niet op, en mocht iemand iets zeggen over u dan zal die mij tegenover zich vinden. Eerst, schrijft Barokas, dacht ik aan de gebeurtenissen van 6-7 september 1955, toen vele moslims pal gingen staan voor hun joodse landgenoten. Maar toch, schrijft hij, was ik even bevroren (bir süre dona kaldım), ik wist niet of ik blij moest zijn omdat ik niet op de onzen leek, of moest treuren. Verderop in de colum zegt hij: ze hebben gezegd ‘burger spreek Turks’, en dat hebben we gedaan, ze hebben gezegd ‘sterf voor je land’, ook dat hebben we gedaan, ‘hou van je land’, we hebben toen gezegd het is ons land, hoe kunnen we er niet van houden. Was het een compliment, vroeg hij zich af. Was het afkeuring? Of zijn eigen overgevoeligheid? 
 Dit lanceerde me meteen naar Amsterdam, onder andere naar Badal, de roman van Anil Ramdas, die ik in Amsterdam niet heb gelezen, maar hier wel. Precies hetzelfde mechanisme, dezelfde herkenning. Al is de geschiedenis natuurlijk niet hetzelfde, zo zijn de minderheden hier nu volop bezig om hun eigendommen van de staat terug te krijgen – de gecompliceerde erfenis van het vakıf-systeem. Te complex om hier nu over uit te weiden.
Laat mijn zoon nu maar gelukkig zijn op zijn Internationale school, en laat zijn Nederlands-Turkse tweetaligheid maar even. De pijn en het gemis zijn appeltjes die ik met mezelf en de samenleving in Europa te schillen heb.
Terug naar de stad. Ik zou me nu bezig kunnen houden met de staking van de schoolbussen, ze willen 10% verhoging. Ik zou een modeblog kunnen opzetten, zoals een vriendin opperde. Ik heb dan wel een geweldige camera en sponsors nodig, een beetje modeblog moet stylish zijn. En voordat de herfst helemaal inzet naar Sedef adası gaan en clubben.
Last but not least gaan we eind deze maand naar de bruiloft van mijn achterneef. Hij heeft het voor elkaar gekregen om aan de rafelrand van de stad, dertig kilometer van het centrum maar nog steeds Istanbul, een Frans-Turkse schone te verleiden. Van Turkse komaf, uit Frankrijk, is ze tegen de zin van haar ouders naar haar geliefde in Istanbul gevogen (kaçmak), dus moet er snel een bruiloft volgen. Import-bruidegom, of is het echte liefde? Europa, dit kun je niet tegenhouden. En sorry dat ik grinnik.
Die kant van de stad is ook de plek waar een aantal van mijn schoolvrienden terecht zijn gekomen. Mogelijke hoofdpersonen van de documantaire die ik al een tijd graag wil maken. Een zwartwit-foto van de vierde klas – de klas waar mijn zoon nu heen gaat – van de school in mijn geboortedorp. Een leeggelopen dorp. Ze zijn overal, in Istanbul, Ankara, Berlijn, Amsterdam, Parijs, Wenen. Wat is bepalend, de stad waar je woont, of de plek van je jeugd?


1 opmerking: