Naast mijn moeder, in Centraal-Anatolie, is dus nog een plek vrij. Op het
oog ongeveer een meter breed, gelukkig ben ik klein van postuur gebleven, met
wat passen en meten zal ik daar wel in passen. Maar denk je eindelijk eeuwige
rust aan de moederborst te hebben gevonden, word je in je zij geprikt.
Ze zal vast beginnen met de vraag kız, meid, is het waar dat je met een gavur, een heiden, was getrouwd?
Nee, dat is helemaal niet waar, hoe kom je erbij.
En maar hopen dat mama het niet heeft gehoord.
Ze zijn ook niet besneden, pisler, de viezerikken. Dat zal ze ter sprake brengen en nog vele
andere kwesties waarop we eindeloos zullen kauwen en herkauwen. En je weet dat
mama het altijd hoort, maar doet alsof dat niet zo is, om jou te sparen .
Ik zal haar zeggen: dit is geen onderwerp om hier
nu te bespreken, en daarmee zal ik proberen het onderwerp af te sluiten. Maar
dan zal waarschijnlijk een verre tante, die verderop ligt, het nog niet opgeven
en schaterlachend zeggen dat we alle tijd hebben.
Nee ik weet het, ze geven niet zo snel op. En ik wil niet eens denken aan de mogelijkheid
dat degene die naast me ligt een verre oom is. Nee, dan maar zoals Amin Maalouf:
geen wortel willen schieten, wortels binden je in de bodem, dan sta je wel vast
maar ben je niet vrij van de aarde. Niet de wortel wil ik zijn, maar de kruin
van de boom in de lucht wil ik koesteren en zijn. Ik heb altijd al van de frase
kavak yelleri, populierenwind, de
wind in de populieren, gehouden.
In mijn geboorteland Turkije ben ik een buitenstaander, een observator. In Nederland ben ik ook een buitenstaander en een
observator maar zat ik midden in het gevecht. In dat gevecht kreeg ik af en toe
een baksteen tegen mijn schedel, en soms raakte ik iemand met een kiezel. Nu
laat ik het streven om een onderdeel te worden varen, om mijn plek op te eisen.
Heel af en toe zal ik het niet kunnen laten om zoals Edward Said met een steen
in de hand de straat op te gaan. Maar daar zal ik het bij laten, vallah!
Een oude Turkse diplomaat die een periode in Nederland was gestationeerd zei: om in Nederland, Europaenigszins een ´normaal´
leven te kunnen leiden, moeten
jullie een beetje doof, stom en blind zijn. Je moet het maar accepteren. Hij
heeft een punt als je kijkt naar de commotie over telkens weer dezelfde kwesties,
die als gerecycled papier telkens weer op je deurmat vallen. Als ik naar de gewezen
diplomaat zou luisteren, dan zou ik de krant zonder er een blik op te hebben geworpen,
meteen in voor hergebruik in de papierbak moeten gooien, naast de compostbak , en
vrolijk de straten van Amsterdam in gaan.
Hé Tiene, ook goeiemorgen! Trouwens,
met krantenpapier kun je ook heel goed
je spiegels schoonmaken, heb ik in Turkije geleerd, geen zeep, geen glassex, geen speciale doekje, niets. Naar verluidt neemt
de crisis in Nederland steeds ernstigere vormen aan . Dus als er bezuinigd moet
worden, dan is dit mijn bijdrage daaraan.
Ik heb de stad Istanbul niet kunnen aanraken, onze liefde bleef platonisch ondanks de verlangende
blikken, het geflirt. Terwijl ik na twintig jaar weer zo nabij ben, anders dan
de vluchtige rendez-vous van de afgelopen jaren. Als ik zou willen hoef ik
allen maar mijn handen naar haar uit te strekken, maar ik weet niet of ze dat
toelaat. Het aanzicht van de glooiingen van Harbiye inBeyoğlu vanuit de vallei
van Dolapdere deed me dat telkens weer beseffen. Want Beyoğlu is de belichaming
van deze liefdesgeschiedenis. Daar ligt het verdriet van de verlatenen, en van
degenen die moesten verlaten. Het verstandshuwelijk dat Beyoğlu noodgedwongen met de toeristen is
aangegaan wordt zichtbaar in de triestheid van een verlaten konak, een houten huis, tussen de hippe
vijfsterren hotels en shoppingmalls. De oude geliefden zullen elkaar zo nu en
dan elkaar vast ergens stiekem ontmoeten, vervuld van weemoed en melancholie. Ik
ben van Dolapdere: de chaos, het niemandsland, de anonimiteit, de bedreigde periferie.
Ja, ik ben van Dolapdere, letterlijk betekent het ‘een beekje in een kast’. Ik ben een van de vele bloemen, onkruid,
kiezels die ze heeft verzameld in haar zak die ze geimproviseerd heeft door
haar rok met haar twee handen op te houden. Bij het horen van de stem van haar geliefde,
die zegt dat het tijd is om te gaan, laat ze haar rok los. Als een verliefd
jonge paar op Büyükada, of in een van de koru
(bosjes) op de zeven heuvels. Ik val net als de rest uit haar zak.
Het is voor mij ook tijd om te gaan, mijn zoon mist zijn geboortegrond
Nederland. In deze kamer vol spiegels heb ik een ontwenningskuur en schizofreniebehandeling
ondergaan. Of ik genezen ben weet ik niet, maar ik ben niet langer bang van
mijn spiegelbeelden.
De Byzantijnse muren, ooit zo machtig en veilig, nu zo verlaten en
triest. Geen muren van steen dus, maar
ik denk een nieuw materiaal te hebben gevonden. Achter dat materiaal kun je een
Don Quichote in je huisvesten, en er de pijn van eenzaamheid verzachten door een
van je vele lotgenoten, verspreid over het continent Europa, te bezoeken, om met
hen een kopje acı kahve, zwarte koffie, te drinken. Bijvoorbeeld in Oostende, net
als Marvin Gaye. In veel gevallen zullen
het ook glazen wijn zijn, wat dat betreft gaat mijn voorkeur uit naar de bodem
van de Macar kardeşler, de Hongaarse broeders. Fransız
kalmak, Frans zijn oftewel niet kunnen begrijpen, geen idee hebben waar het
over gaat, is een gezegde hier in Turkije. Maar wat de Franse broeders zeker beheersen
is het bloed van Christus brouwen. En anders resten me de Duitse brothers and
sisters, mijn mede-Alamancılar, zij kunnen er ook wat van.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten