Tot nu toe zijn de
berichten uit Istanbul van mijn wederhelft geweest. Mijn wederhelft die geniet
van de modieuze, zeer feminiene dames bij ons in de buurt, en die zich ergert
aan de in groepen shoppende gesluirde Arabische vrouwen, omdat hij vindt dat de
buurtbewoners ook recht hebben om te genieten van de kleding die ze aanschaffen.
Hij die gruwelt van sixties en vieze hippies. Mischien heeft hij in Istanbul
het licht gezien?
Terwijl
we genieten van een kop koffie van 10 lira (4,50 euro) op een terras pal aan de
Teşvikiye moskee, de moskee waar Pamuk in zijn jeugd vanuit zijn appartement graag
naar keek, Pamuk die mijn man zo in zijn dromen bezighoudt. Waar vandaan ook een
paar keer per dag de sela wordt gezongen, het gebed voor de begrafenis, en dames
met zwarte Gucci-, Pucci- en Chanelbrillen aan hetzelfde terras zitten. Ik merk
hier de vrouwen in zwarte sluiers ook op, ze hebben bijna altijd een Machka
tas. Machka is een van mijn favoriete kledingzaken die ik me niet kan
veroorloven, reden waarom ik op de 70% korting wacht. Die dames zijn mijn
winkel aan het leegroven. Ik ben jaloers!
Ik
heb het bedrag van de koffie genoemd omdat ik als Amsterdamse niet aan deze cosmopolitische
bedragen gewend ben, en volgens een columnist van de Hürriyet zijn deze astronomische bedragen een teken dat we het
einde van een tijdperk meemaken. Zoals in New York voor de crisis, toen de sky
de limit was telden Wall Street beurshandelaren voor 100,- dollar neer voor een
kop koffie met kattenpoep (van de civetkat). Volgens een recent onderzoek is
Istanbul een van de steden met de meeste miljonairs als inwoners. Dat is
misschien ook de reden waarom ik in Istanbul de slechtste en duurste risotto
van mijn leven heb gegeten. Geld betekent blijkbaar niet altijd goede smaak. Aan
de andere kant vraag ik me af: waarom heb ik risotto besteld in het land van de
pilav? Geval van snobisme? Ik zet mijn Pucci weer op en peins verder.
Over
de kranten gesproken, een paar highlights. Erdoğan is vol op stoom. Bevallen de
woorden van een columnist hem niet, dan belt hij de bazen van het
persconglomeraat. Wat Syrie betreft zegt hij het volgende: ‘We zullen, inşallah,
op zeer korte termijn naar Damascus gaan om onze broeders te omhelzen en El
Fatiha te bidden bij de tombe van Selahaddin Eyyubi, en om in de Emevi-moskee
te bidden.’ En naast dat andere conflict, binnen de Turkse grenzen, dat in feite
een burgeroorlog is, en het lot van de BDP, de Koerdische partij die zitting in
het parlement heeft en die mogelijk verboden zal worden, hebben de afgelopen
weken drie zaken de gemoederen bezig gehouden. Een veertienjarig meisje heeft via
de social media een man van boven de veertig ontmoet, ze is een relatie met hem
aangegaan, later hebben in totaal vierendertig (jonge, grotendeels minderjarige)
jongens haar mishandeld en verkracht, naar verluidt met medewerking van deze
ene man die een commissaris van politie bleek te zijn. Zijn vrouw is rechter en
zijn advocate zit in een commissie voor kinderrechten. De jongens,
klasgenootjes van haar, kwamen er achter (vermoedelijk, het is mijn
interpretatie van de krantenberichten) dat zij geen maagd meer was en hebben
haar gechanteerd, ze zouden het aan haar ouders vertellen. Een aantal van die
jongens is in bewaring genomen. De commissaris niet, inmiddels is gebebleken
dat hij zijn pensioen heeft aangevraagd en naar familie in Bosnie-Herzegowina
is gevlucht. De jongens zijn inmiddels vrijgelaten, ze werden door hun ouders
in een feestelijke colonnne van vijftig auto’s opgehaald van het huis van
bewaring.
Het
tweede bericht was een tienerjongen die door zijn vader en oom is doodgeschoten
en langs de kant van de weg is achtergelaten, omdat hij gay is. Zijn moeder
heeft de vader en de oom aangegeven.
Het
laatste bericht is van een vrouw die haar verkrachter heeft neergeschoten, zijn
hoofd heeft afgesneden en het op het dorpsplein heeft gegooid.
Waar
blijft de nieuwe feministische golf ? Ik ga ernaar op zoek. Afgelopen week
bracht een goede kennis, die een hoge ambtenaar is op het ministerie voor
vrouwenemancipatie, me op de hoogte van het bezoek van Maria van Bijsterveldt.
De staatssecretaris bezocht Istanbul vergezeld van een een delegatie feministes
uit Nederland, öncü kadınlar,
‘leidende vrouwen’, die ‘de agenda een stap vooruit kwamen brengen’.
Toen
we twee maanden geleden zwaar vermoeid in ons busje zaten en de reis vanuit
Amsterdam begon ben ik langzaam in mezelf en naar het zuidoosten afgedwaald. In
Duitsland begonnen de herinneringen aan die laatste keer toen ik als kind dit
traject heb afgelegd, in een bus vol met familieleden, iedere ziel met zijn
ongeluk bezig. Misschien moet ik een keer een stem aan die individuen geven, er
zijn nog zoveel verhalen die verteld moet worden. In Oostenrijk was het niet alleen
meer de herinnering maar werd de reis werkelijk. In Kroatie, Servie voelde ik
de nabijheid van ons komende jaar in Istanbul. In Bulgarije voelde ik weer de
angst van mijn jeugd, en met mij de German cosmopolitan brothers, die reden in
colonnes en hielden zich in hun hele strakke, gestroomlijnde auto’s exact aan de verkeerslimiet (daarbij
vergeleken waren de auto’s van de Dutch cosmopolitan brothers maar middelmatig,
wat hebben wij niet goed gedaan?) In Thracie vroeg ik me af of het nu anders
zal zijn om in Istanbul te zijn, nu ik er niet voor een korte periode ben en er
weer daadwerkelijk ga wonen. Zou ik met een huissleutel in mijn hand Istanbul
anders beleven?
Ik
heb nog geen tijd gehad om me bewust met die vraag bezig te houden. Alles wat
met een emigratie te maken heeft moest eerst geregeld worden.
Zoals
een juiste school voor onze zoon zoeken. We hebben ooit nagelaten om hem
tweetalig op te voeden en dit was de kans om het alsnog goed te maken, dachten
we. Maar alle adviezen wezen op een internationale school, gezien de
omstandigheden rondom onze zoon. Terwijl ik het idee dat hij Turks zou kunnen
leren probeerde los te laten, las ik in Agos, een tweetalige Armeense krant,
over een Armeens school waarin iets stond in de trant van respect voor onze eigen
waarden en goed onderwijs. Had ik iets nagelaten, hebben we iets nagelaten in
Europa? Worden we daar geassimileerd? In deze verkiezingstijd zou ik om die
term een pak slaag kunnen krijgen.
Tegelijkertijd
realiseerde ik me dat mijn zoon dezelfde leeftijd heeft als ik toen ik voor het
eerst in Nederland naar school ging, ik werd door een buurmeisje (eveneens van
Turkse komaf) naar de basisschool gebracht om me te laten inschrijven. Ik sprak
geen woord Nederlands, en hier in Istanbul vroeg ik me af, en moest ik heel
diep in mezelf graven, of ik toen angst voelde of het onprettig vond. Volgens
mij niet. Goed, we werden niet geslagen, anders dan Koerdische kinderen die met
slaag Turks moeten leren (zo beweert althans een artikel in Radikal naar aanleiding van de eerste universitaire
opleiding traumaverwerkings in Turkije). Wijlen mijn broer moest zoals alle pedagogiekstudenten
de eerste drie jaar van zijn loopbaan in een afgelegen gebied onderwijzer zijn
– lees in Anatolie. Hij moest dat in een klein dorpje bij de provinciestad Midyat,
dat weer bij Mardin ligt. Ik was drie of vier jaar oud en mijn vader en moeder namen
me mee op de kara tren, de
stoomtrein, naar Mardin. Het verhaal over die reis en hoezeer ik door mijn
vader werd vetroeteld, werd vaak en graag verteld. Wat ik me kan herinneren is
dat mijn broer het niet lukte om de kinderen Turks te leren, en dat hij ze daarom
wel eens sloeg. Had hij als jonge man graag in een grote stad zijn beroep
willen uitoefenen, desnoods in zijn eigen kleine dorp in Anatolie, was hij moe
van het proberen, gefrustreerd? Waarom sloeg hij? Ik probeer me te herinneren
wat mijn moeders reactie was. Zei ze dat hij dit niet mocht doen met haar
people (ik weet niet welke term ze in het Turks gebruikte) – zo noemde ze haar Koerdische
kant -, heeft ze het aangedurfd haar geliefde zoon tot de orde te roepen, of
heeft ze gezwegen?
In
de Shalom (tweetalig Ladino en Turks)
schrijft hoofdredacteur Yakup Barokas over het volgende. Er is een nieuwe
bewoner met de naam Edi in hun gebouw komen wonen, die naam, schrijft hij, ik
was benieuwd wie de nieuwkomer was en vroeg het aan het garagemedewerker, die al
vijftien jaar voor joden werkt en die ik al tien jaar ken. Volgens hem was het
een aardig iemand maar niet een van jullie, ach jij lijkt daar ook niet op, en
mocht iemand iets zeggen over u dan zal die mij tegenover zich vinden. Eerst,
schrijft Barokas, dacht ik aan de gebeurtenissen van 6-7 september 1955, toen
vele moslims pal gingen staan voor hun joodse landgenoten. Maar toch, schrijft
hij, was ik even bevroren (bir süre dona
kaldım), ik wist niet of ik blij moest zijn omdat ik niet op de onzen leek,
of moest treuren. Verderop in de colum zegt hij: ze hebben gezegd ‘burger
spreek Turks’, en dat hebben we gedaan, ze hebben gezegd ‘sterf voor je land’,
ook dat hebben we gedaan, ‘hou van je land’, we hebben toen gezegd het is ons
land, hoe kunnen we er niet van houden. Was het een compliment, vroeg hij zich
af. Was het afkeuring? Of zijn eigen overgevoeligheid?
Dit
lanceerde me meteen naar Amsterdam, onder andere naar Badal, de roman van Anil Ramdas, die ik in Amsterdam niet heb
gelezen, maar hier wel. Precies hetzelfde mechanisme, dezelfde herkenning. Al
is de geschiedenis natuurlijk niet hetzelfde, zo zijn de minderheden hier nu
volop bezig om hun eigendommen van de staat terug te krijgen – de
gecompliceerde erfenis van het vakıf-systeem.
Te complex om hier nu over uit te weiden.
Laat
mijn zoon nu maar gelukkig zijn op zijn Internationale school, en laat zijn
Nederlands-Turkse tweetaligheid maar even. De pijn en het gemis zijn appeltjes die
ik met mezelf en de samenleving in Europa te schillen heb.
Terug
naar de stad. Ik zou me nu bezig kunnen houden met de staking van de
schoolbussen, ze willen 10% verhoging. Ik zou een modeblog kunnen opzetten, zoals
een vriendin opperde. Ik heb dan wel een geweldige camera en sponsors nodig,
een beetje modeblog moet stylish zijn. En voordat de herfst helemaal inzet naar
Sedef adası gaan en clubben.
Last
but not least gaan we eind deze maand naar de bruiloft van mijn achterneef. Hij
heeft het voor elkaar gekregen om aan de rafelrand van de stad, dertig kilometer
van het centrum maar nog steeds Istanbul, een Frans-Turkse schone te verleiden.
Van Turkse komaf, uit Frankrijk, is ze tegen de zin van haar ouders naar haar
geliefde in Istanbul gevogen (kaçmak),
dus moet er snel een bruiloft volgen. Import-bruidegom, of is het echte liefde?
Europa, dit kun je niet tegenhouden. En sorry dat ik grinnik.
Die
kant van de stad is ook de plek waar een aantal van mijn schoolvrienden terecht
zijn gekomen. Mogelijke hoofdpersonen van de documantaire die ik al een tijd
graag wil maken. Een zwartwit-foto van de vierde klas – de klas waar mijn zoon
nu heen gaat – van de school in mijn geboortedorp. Een leeggelopen dorp. Ze
zijn overal, in Istanbul, Ankara, Berlijn, Amsterdam, Parijs, Wenen. Wat is bepalend,
de stad waar je woont, of de plek van je jeugd?