dinsdag 2 april 2013

De kudde is allang uiteengedreven




Ik lees de krant Radikal bijna dagelijks, net als een paar andere Turkse kranten van uiteenlopende signatuur, om een zo volledig beeld van het publieke debat te krijgen. Radikal vult bijna al haar pagina’s dag in dag uit met de Koerdische kwestie, de columnisten denken mee over een vreedzame oplossing voor het behoud van diversiteit in dit land. Daarbij benadrukken ze telkens dat premier Erdoğan de persoon is die dit kan doen. Het lijkt wel een charmeoffensief.  Ze bekritiseren weliswaar zijn totalitaire, autoritaire houding, maar in deze kwestie nemen ze deze voor lief en maken er juist gebruik van. He is the man. Dit is natuurlijk  lovenswaardig van de krant, het draagt bij aan het bereiken van vrede, waardoor in de toekomst vele mensenlevens hopelijk worden gespaard, en alle betrokkenen veel ellende. Het doel heiligt de middelen, zullen we maar zeggen.
Maar in Radikal van 15 maart las ik over de kwestie Yunus en zijn pleegouders. Ömer Şahin schreef onder de titel ‘Gurbetçiye ´aile ateşesi´ (Een gezinsattaché voor de migrant) over de kwestie die het debat en de social media in Nederland bezighoudt. Een dag later publiceerde Radikal een stuk van Alper Hasanoğlu, een arts uit Turkije die in Zwitserland medicijnen heeft gestudeerd en er een aantal jaren heeft gewoond. Zijn stuk had als titel  ‘Batı´nın tutunamayanları: Göçmenler’ (De verliezers van het westen: de migranten).
 Şahin schrijft dat de Nederlandse overheid het kind aan een lesbische stel heeft gegeven en dat de Turkse overheid dergelijke zaken gaat aanpakken door een gezinsattaché in het leven te roepen, een opdracht die door premier Erdoğan persoonlijk is gegeven. De almachtige en barmhartige Turkse overheid zal dus, door een gezinsattache in het leven te roepen, de zielige Göçmen/Gurbetçi (de Turkse variant voor het woord ‘allochtoon’) gaan redden.
Hasanoğlu gebruikt de alternatieve Turkse benaming  Almancı ´de Duitser´zonder enig ironie, en dus ook zonder enige realiteitszin. Deze persoon meent de situatie van de Zwitser, Nederlander, Duitser van Turkse komaf (allemaal ‘Duitsers’) goed te kennen en te begrijpen. Ik ga niet verder in op zijn stuk dat alleen maar het beeld van de göçmen/allochtoon van de eerste generatie bevestigt. Alsof we niet 50 jaar verder zijn. Niets over de tweede en derde generatie, alsof het beeld stil is blijven staan aan het begin van de film en niemand geinterresseerd is in het vervolg van de film. Het bevestigt maar weer hoe weinig men in Turkije weet over de tweede en derde generatie. De leden van deze generaties zijn juist door de populistische hang die Turkije met de landen van West-Europa deelt, gedoemd in araf te blijven, het vagevuur. Met als gevolg schizofrenie.
Erdoğan is bejubeld nadat hij verkondigde het nationalisme onder zijn voeten te zullen vertrappen. Er is inmiddels ook een wet in de maak die het staatsburgerschap herdefinieert, waardoor men in de toekomst een staatsburger van de Republiek der Turkije zal zijn,  en niet meer een Turk. Waarom kiest hij als het om de Europeanen van Turkse en Koerdische komaf gaat,  voor de populistische taal en aanpak, en waarom neemt een krant als Radikal  dat zonder enige nuancering, verdere informatie of kritiek over? Mag nationalisme buiten de Turkse grenzen dan wel? Of alleen de religieuze variant van nationalisme?
Terug naar Yunus. Er  wordt aan beide kanten, over de rug van een kind, door de ene minderheid tegenover de andere uit te spelen, een politiek spel gespeeld waarin  beide minderheden de verliezer zullen zijn. Nederlandse politici gebruiken hun homoseksuelen als een stok om de andere minderheid te slaan, en zich te herprofileren ten opzichte van Turkijes EU-aspiraties. De Turkse overheid, na 50 jaar het bestaan van de minderheid in Europa vergeten te zijn, gebruikt de kwestie Yunus om de lammeren weer aan de kudde te voegen. Al lijkt het  dat de gemeenschap zwak, volgzaam en verdeeld is, en in verschillende  groepen uiteenvalt,  in stomingen uit Turkije zoals de Ülkücüler (de grijze wolven),  de Nurcular en de Fetullahcılar (beide religieuze stromingen), en natuurlijk ook de seculiere Kemalisten – feit is dat de kudde allang is uiteengedreven. We hebben nu vooral te maken met een gemeenschap in verwarring, die zoekende is en met de wind mee alle kanten opwaait. Maar juist door al die verschillende winden zijn ze op plekken geweest en hebben ze nieuwe ervaringen opgedaan en beelden gezien waardoor ze niet meer bij de kudde zijn te houden. Het is ieder voor zich, het ontstaan van het individu. En de kudde in Europa is uiteengedreven juist door de gure wind in Europa zelf. Als de Europese landen nu eens ophouden hun herdershond op hen af te sturen, die al 50 jaar vergeefs  de kudde in het gareel probeert te houden -  dan zullen ze als Europese individuen met een andere achtergrond hun plek in de samenleving innemen. Het land van herkomst zal dan geen invloed meer op hen hebben en hen voor hun politieke doeleinden gebruiken, en zal zich dan misschien meer gaan richten op de straatkinderen en andere  onaanraakbaren op de breuklijn Istanbul.
Een geliefd familielid kwam  samen met haar dochter vorige week op die breuklijn terecht. Zij is een vrouw uit een middelgrote  Anatolische stad die, op zoek naar zingeving in haar bestaan,  deelnam aan een tocht langs heiligengraven, een tour des tombes zal ik maar zeggen, door het noordwesten van Turkije. Niet te vergeten met een stop in de Dardanellen, de heroische ontstaansplek van de Republiek. Dat laatste begreep ik pas toen een kennis me vertelde dat aan deze overwinning uit de Eerste Wereldoorlog een religieuze invulling wordt gegeven. Mijn familielid belde me vanuit een tombe, dat ze ziek is. Op zoek naar die tombe in de volkswijken Kasımpaşa en Dolapdere heb ik een ander gezicht van Istanbul gezien. De roots van de huidige beleidsmakers liggen hier, maar je ziet hier ook de Republiek Turkije in opperste verwarring. De taxichaffeur wist niet precies waar het was dus moest ik mijn benen gebruiken. Op straat werd ik nu eens bijna uitgelachen als ik naar de tombes vroeg, want men had niets met tombes; vervolgens werk ik een tombe binnengelaten die door een romagezin werd bewaakt. Onderweg moest ik de bedelende kinderen van me afslaan omdat ik niet in een vrijgevige bui was. Uiteindelijk bleek mijn familelid niet in die tombe te zijn, maar bij de dergah, een religieuze ontmoetingsplek.  De dergah bestond uit een appartementencomplex met verschillende ruimtes voor mannen en vrouwen, bestemd voor zikir, gebed, en natuurlijk voor het altaar gewijd aan  de Şeyh (de sheik), de leider van de sekte. In een donkere ruimte zaten 50 vrouwen met kinderen in een hoek van de enorme ruimte bij elkaar gedreven, uitgeput op de grond te wachten op de sjeik.
Mijn familielid heb ik op advies van  omwonenden naar de dichtbijzende eerste hulp in  Taksim gebracht, het İlk yardım. Het bleek de eerste hulp voor de melaatsen, kreupelen, het uitschot en de verliezers, kortom de minder bedeelden  van Istanbul, en zo werd je er ook behandeld. Uitgescholden en afgeblaft, en om op de van vuil bijna zwarte  lakens te  gaan  liggen moest je over de bloedplas van de vorige slachtoffers van de breuklijn stappen.  Daar vertelde mijn familielid  dat ze tijdens het bidden ineens duizelig en misselijk werd, dit was bij een van de tientallen tombes die ze onderweg naar Istanbul en in Istanbul zelf in de voorbije  12 uur zonder te slapen hadden bezocht. Ze dacht even dat er een aardbeving plaatsvond want ze voelde de grond onder haar voeten schudden. Later realiseerde ik me dat er 50 meter verderop het Alman Hastanesi is (het Duitse priveziekenhuis), waar je als zieke god behandeld zou worden, maar ik was te versuft door alles, onder mijn voeten begon de grond inmiddels ook te schudden.
Nu  een sprong in de tijd. Een paar jaar geleden op een zeldzame zonnige terrasdag in Amsterdam komt er een jongeman naar me toe en zegt ´he, ken ik jou niet ergens van? Ik ken zijn gezicht ook maar kan het niet meteen plaatsen. Hij zegt: misschien van de middelbare school, waarop ik zeg: dat kan helemaal niet, jij bent jonger dan ik. Dan kijkt hij even doordringend naar mij, neemt afscheid en loopt door. Ik staar  hem na  en herinner me dat hij een van de adoloscenten is, een van de Mohammeds, Johnny´s, Ali´s, Fatima’s, die ik zogenaamd uit de handen van de drugdealers en de loverboys zou houden, eind jaren ´90 in Den Haag Schilderswijk.  Ik hoopte dat het vuil op zijn  kleren afkomstig was van het werk dat hij verrichte, en niet omdat hij dakloos was. En de goedgeklede man naast hem zijn werkgever, en geen dealer of sekteleider. Ik had mijn twijfels, maar hoop doet  leven, en ik koesterde de egoistische wens dat al mijn inzet niet voor niets was geweest.  Deze jongen was een jaar of 15 toen ik hem begeleidde en de rechter adviseerde over zijn toekomst. Ik wist niet meer of ik de rechter had geadviseerd om hem te straffen voor het delict dat hij had gepleegd, of dat ik hem had vrijgepleit gezien de omstandigheden en goed gedrag. Wel herinnerde ik me mijn bezoek aan zijn gescheiden ouders van Turkse komaf. Moeder wonend bij haar ouders, zwaar onder de medicijnen en volgens de ouders psychisch niet helemaal in orde. Grootvader voerde het woord: hoezeer ze hun best hadden gedaan, maar deze jongen deugde niet en ze hadden hun handen vol aan hun psychisch zieke dochter. Zij bleef tijdens het gesprek in het niets staren, heel af en toe wierp ze een vluchtige blik op me. En natuurlijk herinner ik me ook het bezoek aan de gokverslaafde vader. Het hele armzalig ingerichte huis in de ghettos van Den Haag rook naar onmacht en frustratie, zoals de vader zelf. Deze ene jongen is een van de gevallen  waardoor ik dacht: op hoop van zegen, meer kan ik niet doen, betekenen of verwachten. Zo’n zaak is te complex voor de politici en de beleidsmakers, die op een populistische en simplistische  manier denken en zullen blijven denken. Op dat moment was het voor zo’n jongen  al te laat.
De foto van Yunus in de Turkse kranten, die lach, de kleur, deed me aan de jongen die ik hierboven beschreef. Tegen politici aan beide kanten wil ik zeggen: laat deze jongen en de zijnen met rust. Wat hij, en alle anderen waar dan ook op deze aardbol in een soortgelijke situatie nodig hebben, is een veilig, warme nest. En als je dat hem hebt gegeven, gebruik het dan niet voor je eigen gewin – en ook dat zeg ik aan politici van beide landen. Belangrijker nog dan wat de politici doen, is de minderheid in Europa zelf, en de journalistiek in beide landen. De minderheid moet niet al zijn (terechte) frustratie en onmacht botvieren over de rug van een hulpbehoevend jongetje die veiligheid en liefde nodig heeft,  en zeker niet ook nog eens homofobie als  kruid voor de soep gebruiken. Uiteindelijk zal de gemeenschap zelf de verliezer zijn. Wat de journalistiek in beide landen betreft, vergeef ondergetekende, onplaatsbare expert, maar jullie taak is onderzoek, diepgang en nuance zoeken, evenals het juist weergeven van de feiten en niet het klakkeloos echoen van de politieke waan van de dag.
Toen ik vorig jaar juli voor een jaar naar Istanbul verhuisde was in Nederland het debat over de onafhankelijke journalistiek al een tijdje gaande. Een vergelijkbaar debat wordt ook in Turkije gevoerd. Maar het blijkt maar weer, gezien de berichtgeving in de zaak Yunus, dat de pers hier in Turkije wat betreft de Europeanen van  Turkse afkomst in de jaren ´60 is blijven steken. Wat een gemakzuchtige en zelfingenomen journalistiek wordt er bedreven, wat een navelstaarderij. Alsof de wereld enkel bestaat uit Anatolie, nee beter gezegd uit Istanbul, wat betreft kunst en cultuur, en uit Ankara wat betreft de politiek.  Alsof het dagelijkse (over)leven van de mensen en wat hen bezighoudt niet bestaat en er niet toe doet. En telkens maar weer dezelfde stokpaarden van iedere krant met een andere agenda.  Elitaire linkse denkers van Turkije: het land wordt niet een mozaiek – zoals jullie dat maar al te graag zien – door ´onze minderheid´ wurgend te omhelzen waardoor ze geen adem meer krijgen.  Of, wanneer je in Europa komt, in Berlijn, Amsterdam of Parijs, door de Turk te ontwijken. Denk niet dat als je  bij de Europese Turk kebap gaat eten, je hem meteen ook begrijpt.
Als je over hen schrijft is het je  jounalistieke taak en  plicht om je in hun situatie te verdiepen, deze te onderzoeken, relevante  kwestes ter sprake te brengen, om zo een debat teweeg te brengen. En niet de politieke leuzen van de overheid over te nemen. Jij die zo neerkijkt op de provincie,  hoe durf je het woord Almancı, Göçmen, Gurbetçi in de mond te nemen? Jij Istanbulier, waar kom jij vandaan?