donderdag 14 februari 2013

istanbul voor kinderen (door batuhan piri snel)

Istanbul is 49% leuk en 51% niet leuk voor kinderen. de reden daartoe is dat er niet zo veel leuke dingen zijn. Maar de mensen zijn hier wel aardig voor je tot je ongeveer 20 bent. Niet dat ze daarna niet aardig voor je zijn. In turkije maken ze een yoghurtdrank die ayran heet en dat is heerlijk. Ze maken er ook een snoepje,dat lokum heet. Ik ben er zelf niet zo’n fan van. maar het allerlekkerste  is dürüm döner.dat is heel dun lams-of kalfs-vlees dat tussen een soort hartige pannekoek zit, yufka. En dan zitten er nog pepertjes bij en tomaten en aardappeltjes. Als je in je portemonnee 140 tl hebt en je de speelgoed-winkel in gaat en je er uitkomt heb je een klein legodoosje en nog 3 tl over. In andere woorden, speelgoed is gewoon heel duur. En als je naar bijvoorbeeld een leuk waterpark of zo zoekt dan vind je niks. Maar familie is hier heel aardig. Meestal krijg je van hen een flesje Cola of 15 of 20 of 50 of 100 tl. dus je familie is gewoon heel erg aardig (maar soms ook afslaan anders voel je je schuldig). Maar er zijn altijd onder shopping-malls speelruimtes en zo.en in de zomer kun je altijd zwemmen,en in de winter is er altijd een 99.99 kans op sneeuw. Dus dat is wel fijn.mijn vader heeft trouwens in zijn blog (ontmoeting met orhan pamuk) allemaal leugens geschreven.nou soort van. Hij heeft het gedroomd. wees niet geschokt als je dit leest,het is gewoon de waarheid.dus als je commentaar op mijn vaders blog zet vraag hem ook even of het potjandorie kletskoek is.

donderdag 10 januari 2013

Elleri yumuk, yumuk



Een gijze, regenachtige dag doet ons besluiten om naar de geliefde Serdar-ı-Ekrem sokak in Galata te gaan. Voor een bakkie. 
Het maakt niet uit waar op deze aardbol, maar als het regent worden ook de mensen grauw en eenzelvig, lijkt het. Met de paraplu baken je je territorium af en desnoods gebruik je hem ook om je frustratie over de dingen des levens op je medemens af te reageren, bijvoorbeeld door op de smalle straat niet uit te wijken voor de tegemoetkomenden. Mensheid, ik ben er ook en ik ben belangrijker dan jou  en dat zul je weten, al kost het bijna een oog – maakt niet uit of het de mijne of de jouwe is.
Bij de ingang van de metro van Osmanbey schrik ik op uit mijn gedachten bij de aanblik van een paar blote voeten op een lap, dan zie ik onder de capouchon van haar jas haar ogen, met een lege nietszeggende blik, vluchtig kijkt ze naar beneden, en dan die twee yumuk, yumuk handjes, kinderknuistjes. We lopen door naar beneden naar de metro, maar van mijn intellectuele observaties over de mensheid rest niets meer. Ongemak om door te lopen, ongemak om naar haar terug te lopen.
Tijdens ons kopje koffie in Serdar-ı-Ekrem – koffie voor mij en hot chocolate voor Batu – heb ik in gedachten samen met mijn zoon van negen dan weer de politie, dan weer de kinderbescherming gebeld. Maar dan zullen misschien de mensen die haar dwingen om te bedelen boos op haar worden. Dan weer hebben we haar geld gegeven. We kwamen tot de slotsom dat we sokken en schoenen voor haar moeten kopen, al mag ze die misschien juist niet aantrekken. Ik was niet de enige die het moeilijk had bij het zien van dit meisje, en volgens Batu een jongetje. Hij probeerde vooral te begrijpen waarom zij aan het bedelen was en waar haar ouders zijn, of zij dit van haar ouders moet doen en waarom zij geen schoenen aan heeft terwijl het zo koud is.
We liepen met een boog om de Galatatoren heen naar de metro van Şişhane terug.  Altijd als ik bij de Galatatoren ben kijk ik even omhoog en denk aan een jeugdvriendin uit Amsterdam  die me over haar flirt op de Galatatoren had verteld. Op de een of andere manier moet ik bij het zien van de  Galatatoren aan haar denken. In de loop der jaren hebben we het contact met elkaar verloren en ik ben honderden keren om de Galatatoren gelopen, voor een werkafspraak, om iets te halen of zoals nu met mijn zoon, in ieder geval heb ik nooit de tijd genomen om zoals men zegt het prachtige panaroma vanuit de toren gade te slaan. Misschien moet ik dat toch maar eens gaan doen. Istanbul, de stad van ons geheugen.
Bij de uitgang van de metro in Osmanbey was het nu heel hard aan het regenen, zij was er niet. Opluchting en teleurstelling tegelijk. Opluchting omdat ik het altijd heel erg moeilijk vind, ja eigenlijk waarom? Teleurstelling omdat ik haar niet heb kunnen helpen en dat ze misschien ergens op de hoek met haar blote voeten verder moet bedelen in de vrieskou, omdat ik niet snel genoeg heb gehandeld en nu naar mijn warme huis ga. Gelukkig kun je verder met het leven.
Dagen later moest ik weer met Batu de metro nemen, onbewust was ik haar aan het zoeken en ja hoor, daar zat ze gehurkt, dit keer met oude snowboots aan, weer met die dromerige blik voor zich uit te staren. Wat een mooi meisje, hooguit 7 jaar. Bijna blij pakte ik meteen mijn portemonee, ik had geen kleingeld, heel even overwoog ik om door te lopen of geld te gaan wisselen, weer dat ongemak. Dus gaf ik haar een groter bedrag dan ik had willen geven. Ze keek naar het briefje zonder haar dromerige blik te onderbreken.
Ik keek even om en zag dat ze was opgestaan en met waarschijnlijk een zusje of collega aan het praten was, terwijl ze naar het briefje keken.
Ik had dan misschien mijn schuldgevoelens afgekocht maar het voelde goed. Ik heb haar verrast met een biefje omdat ik het gedoe vond om het geld eerst te gaan wisselen waardoor ik onze metro zou missen en zes minuten van mijn leven op de volgende metro moest wachten en ja, hoogstwaarschijnlijk zou ze het geld aan haar baas moeten overdragen.  Kon ik iets anders in die knuistjes leggen?
Het is geen uitzondering, iedere dag weer, minstens een paar keer per dag word ik aangesproken door een bejaarde, gehandicapte, zieke, of door een gezonde man of vrouw die je iets probeert te verkopen met de tekst dat thuis de kinderen honger lijden, of dat hij of zij geld nodig heeft voor het ziekenhuis. En elke keer word je leven even onderbroken, er welt zelfs een soort van boosheid in je op omdat je telkens met jezelf wordt geconfronteerd en de illusie die je over jezelf en over het leven hebt wordt doorbroken.
Mijn oplossing is altijd met kleingeld in je zak de straat op gaan en het laten afhangen van je instinct aan wie je wel geeft en aan wie niet. Want zoals dichter Murathan Mungan in zijn roman Hoge hakken zegt: voor deze stad is je portemonee nooit dik genoeg. Zeker die van mij niet, een culturele ondernemer in retraite (laten we hier niet over de bezuinigingen in onze kunstenwereld hebben) en tegelijk een arme beginnende schrijver die zich voor het Nederlandse Letterenfonds nog moet bewijzen met een tweede roman, los van mijn wederhelft geschreven. En ik hoop dat ik geen eelt op mijn ziel ga krijgen want dat zou kunnen, uit zelfbehoud of door gewenning.
En toch, dat de armoede in deze miljoenenstad met miljardairs op straat zo zichtbaar is, is goed voor het menszijn van een individu, je kunt er niet omheen. Als je in de krant leest dat er bijvoorbeeld  in Amsterdam-Noord kinderen zonder ontbijt naar school gaan, kun je dat naast je neerleggen en verlangen en er vanuit gaan dat de gemeent of de overheid zal optreden. Bij een gelegenheid laatst in Istanbul zei de burgemeester van Amsterdam dat wat hij aan armoede op straat zag eigenlijk niet mocht en dat zijn handen jeukten om het aan te pakken. Natuurlijk moet de overheid en de gemeente voor haar onderdanen, inwoners en de zwakkeren zorgen. Maar de noodzaak voel je pas als je de blik van een dromerig kind ziet, een wankelend omaatje die zakdoekjes probeert te verkopen, een man zonder benen.

.


dinsdag 13 november 2012

Dame en Heer in het Zwart




Terwijl mijn man in een onbekende provenciestad aan de Zwarte Zeekust onze auto laat repareren, met het nog altijd vertrouwde gele nummerbord (om de auto tijdens ons verblijf in Istanbul te kunnen houden moeten we een andere kleur krijgen, het maakt voor ons niet uit welke, desnoods roze. Of misschien juist roze zodat we toch iets vertrouwds uit Amsterdam kunnen behouden, de kleur roze is ons exportproduct, nietwaar), heb ik me met mijn zoon na een duik in de Zwarte Zee genesteld aan een tafel bij Amcanın Yeri, met een prachtig uitzicht op de baai van Amasra.
Heel even moet ik aan hem denken, red hij het wel in de Oto Sanayi met zijn gebrekkige Turks en zijn academische mannelijkheid? Dan spreekt de melek (engel) tot mij, laat hem voelen hoe het is om je tig keer te moeten herhalen, zoeken naar de juiste woorden, proberen de gezichtsuitdrukking van de ander te plaatsen en uiteindelıjk weg te willen rennen van de plaats delict. De Oto Sanayi is andere koek dan Nişantaşı/Teşvikiye. Als Noord-Europa besluit om een andere weg in te slaan, zal Nişantaşı voor de normen en waarde van Noord-Europa vechten. Niets voor niets heeft ze een Orhan Pamuk aan haar borst grootgebracht. Nişantaşı is een thuiswedstrijd, Guido Snel!
In mijn panoromazicht verschijnt een stel, beiden in het zwart gekleed, zij in een zwarte satijnen blouse en een zwarte broek, een paardenstaart aan de zijkant, voor mijn smaak te jongensachtig voor haar leeftijd, ze is achter in de veertig, schat ik. Hij geen satijn maar wel helemaal in het zwart, een vijftiger. Hand in hand. De resterende helft van mijn panoromazicht wordt door een paar in de twintig bezet.
U begrijpt het, ik kan niets anders doen dan tegen de zonsondergang deze twee koppels te regisseren. Van het jonge koppel kan ik van de mannelijke helft het gezicht niet zien omdat hij met zijn rug naar me toe zit. Zij, zij is alleen maar aan het glimlachen, lief en charmant. Eerst denk ik, zij is verliefd. Dan: nee, zij probeert hem in de val te lokken, elke uitdrukking op haar gezicht is een pose, kennen jullie dat? Zij verveelt me. Dat kun je niet zeggen van de lady in black, zij geniet van haar glas rakı, nee, ze drinkt uit haar glas en luistert naar de man zonder enige verandering op haar gezichtsuitdrukking.
Intussen komt mijn man van de Oto Sanayı met een brede glimlach aanzetten. Op mijn vraag hoe het was zegt hij, weet je, misschien is het gek dat ik het zo zeg, maar die Turken zijn ontzettend aardige mensen. Hij heeft vrienden gemaakt voor het leven, denkt hij. Hij vertelt dat hij met de monteur een laatste testrit heeft gemaakt waarbij hij bijna een hartaanval kreeg vanwege het optrekken en het remmen van de auto.
Hij heeft niets te verliezen, zeg ik en denk aan Tamirci Çırağı, ‘De Leerling-Montuur’ (klik op de naam om het nummer te horen) van Cem Karaca. (Salut Cem Karaca! Geweldige Anatolische rocker, zoals velen in de 70ies geloofde hij in het veranderen van de wereld.) Hij zingt dat ze in haar smettoloze witte jurk, met gelakte nagels, en wenkbrauwen als de nieuwe maan, in haar auto de werkplaats binnenrijdt, zijn chef zegt trek je overall aan, ben een arbeider en blijf een arbeider. En ja, aan het eind van het lied vertrekt ze weer in haar auto zonder hem een blik waardig te gunnen, en hij stikt in de uitlaatgas van haar auto.
Dan kijk ik hoe de mister in black opnieuw haar glas volgooit. Rakı drinken is een gebed met vaste rituelen. Hij buigt naar haar toe, er is hooguit tien centimeter tussen haar gezicht en het zijne, ik kan niet horen wat hij zegt maar zie dat zij hem strak blijft aankijken, ze deinst niet naar achteren, twijfelt niet. In haar blik liggen leven, teleurstellingen, vreugde, een rijpheid van liefde in al haar facetten. Sterk, zij is sterk, zij is zijn maitresse! Waarom denk ik dat?
            Welke vrouw kijkt na twintig jaar huwelijk nog recht in zijn ogen, haar gezicht niet meer dan een hoofd van hem verwijderd? Welke man durft zo dicht bij haar te komen, en gaat na een souper van krap een uur hand in hand met haar weg?

zaterdag 20 oktober 2012

Takunya en het democratische recht





De dag van de verkiezingen, ik heb al besloten om niet te gaan stemmen, voor het eerst sinds ik stemrecht heb. Ik had mijn lidmaatschap van een zekere partij in Nederland al eerder opgezegd. Toch zit me iets dwars, zal ik toch het consulaat in Istanbul bellen, zal ik er langsgaan? Misschien kan er iets geregeld worden zodat ik hier in Istanbul kan stemmen. Op Istiklal caddesi onderweg naar het consulaat neem ik de zijstraat richting de Galatasaray hamamı. Ik ben hier honderd keer langsgerend als ik een afspraak in de buurt had, maar ben nooit naar binnen gegaan. Mannen in peştemal (de dunne linnen doek in de hammam waarmee je je kunt bedekken) verwijzen me met hun glimlach onder hun snor naar de volgende deur. Wat een nare dag. Maar de poster bij de ingang voor vrouwen doet mijn humeur meteen goed. Op de poster staan in een hammam dansende dames met fruit in de schalen, wijn in de glazen. Oké, het is de Orientexpress maar een beetje vreugde kan ik wel gebruiken.
Twee dames in basma entare, de Turkse versie van de ouderwetse bloemetjesjurk,  en een jong meisje zitten bij de ingang te babbelen, ik kijk om me heen, niet wetend wat ik moet doen. Ze laten me voor heel eventjes in de kou staan, dan komt een van de vrouwen naar me toe en vraagt wat ze voor me kan doen. Waarom vraagt ze dat, wat doe je in een hammam, trut, in je basma entare denk ik, maar meteen komt de spijt. Ze neemt me mee de hammam in nadat ik het Turkse tarief heb betaald, iets lager dan voor toeristen, al vroeg ze nog wel of ik voor het eerst naar de hammam kom. Ik voel me iets minder onzeker en meer thuis. Ze neemt me bij de hand en begeleidt me naar de göbektaşı (het marmeren bed waarop je kunt liggen en rusten), omdat ik niet op de takunya’s kan lopen, de houten blokslippers. Ik ben wel wat gewend en loop zelfs op killer heels van 15 cm, maar hierop wankel ik als een transsexueel die voor het eerst zijn bureauschoenen voor hakken heeft verruild. Ik wilde altıjd al weten hoe boeren en verplegers het uithouden op klompen.
Ik ben de enige in de hammam. Niets van de buikdansende en het fruit van Babel etende dames. Liggend op de göbektaşı staar ik naar de prachtige koepel met lichtvensters, op de achtergrond sufi muziek, ik ben heel senang. Af en toe onderbreken kleine gedachten – of het mannengedeelte groter is dan dat van de vrouwen – mijn sema (uit je lichaam naar god). Het is hier heel klein, maar alle kleuren van de regenboog die via de lichtvensters naar binnen stralen sabelen deze feministische neurose neer.
Terwijl mijn ogen gesloten zijn en deze sterfelijke ziel zich aan de sufi’s overgeeft, en het licht af en toe door mijn wimpers speelt, gaat de deur open en komen vier dames in bikini binnen, die naast me op de göbektaşı komen liggen. Ze spreken een mixtaal die ik niet helemaal thuis kan brengen, Zweeds of Noors, of Fins, dan weer meen ik Arabisch te horen, of is het Perzisch. Ze blijven maar luid spreken, mijn nieuwsgierigheid slaat om in ergernis. Sisters, zijn jullie je manieren vergeten? O, daar gaan we weer, denk ik, maar ik word van deze schizofrene gedachtengang verlost door de dame in basma entare. Nu heeft ze een zwarte kanten onderbroek, haar enorme borsten gewikkeld in wit gaas wat ik niet begrijp, want het komt maar net boven haar borsten. Als ze zo haar meme wilde bedekken dan is dat niet gelukt. Ze komt me inzepen en scrubben. Ze moet wel even haar gal spugen over haar collega’s, dat ik wel even weet dat ze mijn huid als die van een baby zo zacht zal maken, niemand anders die ook maar een poging doet om de klanten te helpen, de luilakken.
Ze trekt me naar de rand, ik glip alle kanten op, net een vis die je probeert vast te houden, weet ik veel dat je je drie dagen voor de hammam niet met een bodylotion mag insmeren.
Ze is niet heel blij met het resultaat en verbiedt me nogmaals om voortaan bodylotion voor de hammam te gebruiken. Ze haalt de witte gaas van haar borsten, komt met de zeep en blaast in het gaas, ze herhaalt dat telkens, ik kan het niet helemaal volgen maar elke keer als ze blaast worden de luchtbellen groter, tot ik in een witte zeepbel gehuld ben. Ze vraagt me om naar de kurna, de waterkraan, te gaan, laat die takunya’s toch, en de peştemal waarmee ik probeer me te bedekken, zegt ze. Ze gaat op een kruk zitten, beveelt me voor haar op de grond te gaan zitten. Ik doe alles wat ze zegt, ze houdt me klem tussen haar benen en begint mijn haren te wassen.
Na de shampoosessie pakt ze mijn haren, en op dat moment weet ik instinctief wat ze gaat doen en voel ik mijn ogen branden, in drie plukjes, mijn moeder klaagt over de kosten van de shampoo en de zeep, eerst de linker pluk, mijn zus zegt dat we helemaal vervuild zijn, rechterpluk, ik zit ingeklemd tussen de benen van mijn moeder, rechterpluk eerst over de middelste pluk, mijn moeder is oud en naar haar geboortedorp geremigreerd, ik was nu haar haren, dan de linkerpluk en dan om en om, je kunt het met een elastiekje of met een kleine pluk vastmaken, ik deed het bij mijn moeder met een pluk haar, zij (of de vrouw?) maakt mijn vlecht vast met een elastiekje, laat me achter en gaat naar de vervelende Perzische, Noorse, Fınse, Zweedse sisters ın bikini.
Mijn blik kruist die van twee nieuwe dames, blond en naakt, die onzeker om zich heen kijken.
De moeder van een vriendin uit İstanbul, die in Amsterdam op bezoek is geweest, vraagt nog steeds naar de boter die ze op Marken at. Op onze niet-begrijpende blik antwoordde ze dat het de smaak van haar jeugd heeft, zij is een Istanbulse dame, een miss Bosporus, letterlijk, in haar jonge jaren zwom ze regelmatig de Bosporus over.
            Ik weet het, ze zijn al heel ver met de onderhandelingen, misschien is er zelfs al een kabinet gevormd. Maar hier in Istanbul is mijn ritme een heel ander.